Nederland blijft tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal. Dit betekent vier jaar lang schipperen om ervoor te zorgen dat de oorlogvoerende landen de neutraliteit blijven accepteren. Kort na het uitbreken van de oorlog vraagt de Nederlandse regering aan redacteuren en journalisten om, ondanks de persvrijheid, voorzichtig om te gaan met oorlogsnieuws. Als kranten of tijdschriften partij kiezen, dan loopt de Nederlandse regering namelijk kans om hierop te worden aangesproken door de oorlogvoerende landen. Dit zou de neutraliteit in gevaar kunnen brengen.

Een verdeeld land

In Nederland bestaan er voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog naast neutrale, ook pro-Duitse en pro-geallieerde sentimenten. Handelsbelangen spelen daarbij vaak een rol. Rotterdam heeft sterke handelsbetrekkingen met Duitsland, waardoor deze stad overwegend pro-Duits is. Amsterdam daarentegen heeft financiële banden met Groot-Brittannië.

Daarnaast ligt de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) – toen de afstammelingen van Nederlandse kolonisten in Zuid-Afrika tegen de Britten vochten – nog vers in het geheugen. Hierdoor zijn sommige Nederlanders bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog uitgesproken anti-Brits. De Duitse aanval op België en de wandaden die daar tegen de burgerbevolking gepleegd worden, wakkeren de anti-Duitse gevoelens weer aan. Naast de Nederlanders met een uitgesproken voorkeur is er een groep die zich met geen van beide partijen identificeert en zich neutraal opstelt.

Tekening van Albert Hahn voor het tijdschrift De Notenkraker. De tekening kwam op de voorpagina met de tekst: ‘In de verdrukking. Holland: “De heeren oorlogvoerenden laten me niet veel ruimte om mijn boodschappen te doen.”’ Veel Nederlanders probeerden zich afzijdig te houden, maar de strijdende partijen leverden ondertussen druk op de Nederlandse bevolking. Bron: Persmuseum

Nederlandse dag- en weekbladen

Deze verdeling heerst ook in de Nederlandse pers. De meeste kranten houden zich aan de oproep van de regering en rapporteren beheerst en afstandelijk over de oorlog. Desondanks is er een aantal kranten dat duidelijk stelling neemt. Zo plaatsen De Toekomst en de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) van tijd tot tijd Duitsgezinde artikelen. Bij de NRC geven de handelsbelangen daarbij de doorslag, terwijl De Toekomst van mening is dat er pas rust in Europa komt als “Duitschland den oorlog wint”. Overigens heeft het geld dat De Toekomst ontving van Duitsland hierbij een rol gespeeld.

De Groene, het Algemeen Handelsblad en De Amsterdammer hebben een neutrale berichtgeving, maar er klinken wel anti-Duitse gevoelens doorheen. Veel uitgesprokener is De Telegraaf. Hoofdredacteur J.C. ‘Kick’ Schröder omschrijft de Duitsers op 16 juni 1915 als “gewetenlooze schurken” die “onschadelijk [moeten] worden gemaakt”.

Verschillende kranten hebben één of meerdere tekenaars in dienst, die op satirische of cynische wijze de actuele oorlogssituatie proberen te vatten in een spotprent. Zo tekent Albert Hahn voor Het Volk en De Notenkraker, twee socialistische en antimilitaristische bladen, en plaatst De Groene anti-Duitse, maar ook anti-Britse tekeningen van Jan Sluijters. Louis Raemaekers, die voor DeTelegraaf en Elsevier tekent, maakt spotprenten waarin hij de barbaarsheid van de Duitsers toont. Hij wordt internationaal bekend als zijn tekeningen in talloze geallieerde kranten worden geplaatst. In geallieerde propaganda worden zijn tekeningen veel gebruikt, omdat hij vanwege zijn herkomst uit het neutrale Nederland een objectieve blik zou hebben op de oorlog. Neutraal was hij echter absoluut niet.

J.C. ‘Kick’ Schröder, hoofdredacteur van De Telegraaf. Bron: Het Geheugen van Nederland

Propaganda in het neutrale Nederland

Oorlogvoerende partijen proberen begrip te vinden en steun te winnen door in neutrale landen boeken, pamfletten en films te verspreiden. Het meeste oorlogsnieuws is afkomstig van buitenlandse persbureaus, zoals het Britse Reuters en het Duitse Wolff, maar Nederlandse kranten en tijdschriften hebben soms ook journalisten in dienst die het front bezoeken en verslag doen van wat zij zien. Bezoeken aan het front zijn alleen mogelijk onder begeleiding en streng toezicht van één van de strijdende mogendheden. Stukken van Nederlandse journalisten werden geredigeerd door de betrokken mogendheid, waardoor er van de originele inhoud vaak niet veel overbleef. Nederlandse journalisten worden op die manier als het ware ‘gebruikt’ om propaganda te maken voor één van de strijdende partijen. Soms zijn journalisten echter aanwezig in steden die worden aangevallen, waardoor ze verslag kunnen doen van de paniek en ontzetting van de burgerbevolking. Zo plaatst het Algemeen Handelsblad op 9 oktober 1914 een artikel over het bombardement op Antwerpen, geschreven door een correspondent die op dat moment aanwezig was in de stad.

Tekening van Albert Hahn voor De Notenkraker. Te tekst bij de tekening luidt: ‘De oorlogskorrespondent in wanhoop. “Ik heb nu zoowat de heele litteratuur doorgewerkt, ik heb mijn halven duim afgekloven, ik zie werkelijk geen kans nog meer “indrukken uit de vuurlinie” te schrijven”.’ Hahn levert hier kritiek op het feit dat de meeste Nederlandse journalisten eigenlijk geen idee hadden van de oorlog waarover ze schreven. Er heerste een streng beleid voor journalisten die het front wilden bezoeken, waardoor kranten vooral afhankelijk waren van buitenlandse berichtgeving over de oorlog. Bron: Persmuseum

Met films proberen oorlogvoerende partijen de neutrale toeschouwer van de heldhaftigheid van de eigen partij of de barbaarsheid van de tegenpartij te overtuigen. De neutrale Nederlandse bioscopen tonen films van beide partijen. De Britten brengen in 1916 een film uit die actuele en deels authentieke beelden van het front toont: The Battle of the Somme. In Groot-Brittannië is deze film met twintig miljoen bioscoopbezoekers een groot succes. Ook in Nederland trekt The Battle of the Somme veel publiek, maar dit levert geen steun op voor de Britse zaak. In Nederland wordt de film door veel mensen uitgelegd als een aanklacht tegen de oorlog.

Duitsland kan na het Britse succes niet achterblijven en brengt in 1917 ook een film uit over de Slag aan de Somme: Bei unseren Helden an der Somme. In tegenstelling tot de Britse tegenhanger is deze film grotendeels in scène gezet. De Duitse film wordt in Nederland veel minder goed ontvangen.

Ook in Nederland worden films gemaakt. In 1916 krijgt Willy Mullens van het Nederlandse ministerie van Oorlog de opdracht voor een tweeënhalf uur durende propagandafilm over het Nederlandse leger. Deze Leger- en vlootfilm, met als ondertitel Holland neutraal, moet zowel aan de Nederlanders als aan het buitenland duidelijk maken dat het Nederlandse leger goed getraind is om de neutraliteit te verdedigen. In januari 1917 gaat de film in première. De reacties zijn over het algemeen positief, hoewel socialisten en antimilitaristen ook dit keer grote bezwaren uiten.

Still uit The Battle of the Somme. In deze stomme film worden scènes ingeleid door een tekst op het scherm. Volgens de tekst die aan deze scène voorafgaat, was de gewonde soldaat 30 minuten nadat hij de frontlinie had bereikt, overleden. Bron: Imperial War Museum

Persvrijheid?

In Nederland is geen sprake van censuur, maar redacteuren en journalisten zijn voorzichtig en leggen zichzelf een vorm van zelfcensuur op. Bovendien kunnen ze door de overheid worden vervolgd op grond van wetsartikelen 98 en 100: het openbaar maken van staatsgeheimen en het in gevaar brengen van de neutraliteit van Nederland. De Nederlandse overheid grijpt meestal niet in, omdat persvrijheid hoog in het vaandel staat. Maar op 4 december 1915 wordt hoofdredacteur Schröder gearresteerd omdat De Telegraaf met de anti-Duitse berichten en de tekeningen van Louis Raemaekers de Nederlandse neutraliteit in gevaar zou hebben gebracht. Er volgt een proces, maar omdat de rechtbank oordeelt dat niet valt vast te stellen of de Nederlandse neutraliteit daadwerkelijk in gevaar is gebracht, wordt Schröder vrijgesproken.

Tijdens zijn verdediging in de rechtbank stelt Schröder dat de neutraliteit de Nederlandse pers monddood heeft gemaakt. Het is echter duidelijk dat de Nederlandse regering journalisten niet kan dwingen om neutraal over de oorlog te schrijven.

Probleem van betrouwbaarheid van informatie

Nederlandse journalisten hadden dus te maken met verschillende problemen. Ten eerste was de berichtgeving die ze vanuit het buitenland ontvingen zelden neutraal. Daarnaast werden stukken van journalisten in bepaalde gevallen geredigeerd door buitenlandse mogendheden. Bovendien hadden ze te maken met zelfcensuur, aangezien de Nederlandse neutraliteit gewaarborgd moest worden.

Hierdoor had zowel de pers als het Nederlandse publiek problemen wat betreft de informatievoorziening, want hoe konden ze vaststellen dat de informatie die werd verstrekt daadwerkelijk klopte? Er speelden altijd belangen mee, zoals buitenlandse propaganda en de Nederlandse neutraliteit. En dit probleem speelt vandaag de dag nog steeds: media zetten het Westen of zijn bondgenoten gewoonlijk beter neer dan ‘tegenstanders’ van het Westen. Bovendien circuleert er op sociale media allerlei ‘fake news’: berichten die verzonnen zijn, maar de schijn hebben de werkelijkheid weer te geven. Door de hoeveelheid aan informatie waaraan we worden blootgesteld, is het soms lastig te achterhalen welke berichten kloppen en welke niet.

Door Bert Slenders